NEDERLAND - Dat de politie niet alle opsporingsonderzoeken kan oppakken, is niet nieuw. Maar de afgelopen vijf jaar gaat het getalsmatig om steeds meer zaken. Vrijdag 10 oktober besteden de NOS en Pointer aandacht aan voortijdig gestopte onderzoeken. Hoe het komt dat de politie meer opsporingszaken laat liggen en wat de politie hieraan doet, legt landelijk portefeuillehouder Opsporing Gert Veurink uit.


Zaken met hoge maatschappelijke impact, zoals zaken rond moord of doodslag, krijgen nog steeds voorrang. En met succes: in driekwart van de moordzaken wordt een verdachte opgepakt. Daarnaast is de politie steeds succesvoller in onderzoeken naar explosies en ook zaken met kansrijk bewijs neemt de politie volop in behandeling. ‘Dat maakt me trots’, zegt Veurink.

Complexer

Maar andere opsporingszaken moet de politie helaas voortijdig afronden. Veurink: ‘Dit gaat om meer dan alleen capaciteitsgebrek. We hebben inderdaad te weinig rechercheurs, maar de wereld is de laatste jaren sterk veranderd. Zaken worden steeds complexer en tijdrovender, vooral digitaal. Op straat zijn er steeds meer demonstraties waarbij we vanuit de openbare orde moeten ingrijpen. Dit betekent niet alleen veel ME-inzet, maar ook veel werk achteraf: in de opsporing.’

Scherpe keuzes

De politie zet daarom allerlei oplossingen in, vertelt Veurink. Hij is naast landelijk portefeuillehouder Opsporing ook politiechef van de Eenheid Oost-Nederland. ‘Voor slachtoffers van misdrijven is het natuurlijk heel moeilijk dat we niet alle zaken in behandeling kunnen nemen. En ook voor onze collega’s, die gedreven en keihard aan hun zaken werken. Daarom kijken we niet meer alleen naar het strafrecht.’

Alternatieven

Met ketenpartners zet de politie waar mogelijk alternatieve interventies in, zoals Slachtofferhulp of de zogeheten kwaliteits-hovj’s. Dat zijn hulpofficieren van justitie die de kwaliteit van de opsporing waar mogelijk verbeteren en ook adviseren bij de keuzes daarbij. Samen met het OM kiest de politie vooral bij veel voorkomende criminaliteit (VVC), zoals vernieling of winkeldiefstal, vaker voor bijvoorbeeld bemiddeling, een stopgesprek of doorverwijzing naar hulpverlening.

Veurink: ‘Die oplossingen passen soms beter bij het probleem dan strafrecht. Het gaat om prioriteiten stellen én zorgen dat zaken ook op andere manieren worden afgedaan. Op manieren die recht doen aan de belangen van slachtoffers en samenleving.’

High impact crime

Bij de uitzendingen van de NOS en Pointer gaat het om het vroegtijdig sluiten van dossiers die onder High Impact Crime (HIC) vallen, zoals woninginbraken, openlijk geweld tegen personen, bedreiging, mishandeling of overvallen. In de periode 2020-2024 steeg het percentage vroegtijdig beëindigde HIC-misdrijven van 9 naar 23 procent.

Veel voorkomende criminaliteit


Ook een groeiend aantal onderzoeken naar misdrijven die onder de noemer Veel Voorkomende Criminaliteit (VVC) vallen, werd in die periode voortijdig gesloten. Dit zijn zaken over bijvoorbeeld diefstal uit motorvoertuigen, vernieling, winkeldiefstal, diefstal van fietsen en vernieling. Het percentage voortijdig gesloten VVC-zaken steeg van 6 procent in 2020 naar 16 procent in 2024. Vanaf 2020 is er wel een stabiel beeld rond het succesvol afsluiten van zaken in de categorie ‘moord en doodslag’: drie op de vier zaken worden opgelost en in die zaken wordt een verdachte opgepakt.

Structureel tekort in de opsporing

‘Dat we niet alles op kunnen pakken, is van alle tijden’, zegt Veurink. ‘Tegelijkertijd heeft de stijging in de vroegtijdig beëindigde dossiers van de afgelopen jaren natuurlijk ook te maken met structurele tekorten in de opsporing: we hebben nu simpelweg te weinig rechercheurs om in deze snel veranderende wereld alle zaken te kunnen draaien. We zijn dan ook volop aan het werven.’

Zorgvuldig beoordelen

‘Intussen kijken we eerst altijd of een zaak in het strafrecht thuishoort’, benadrukt Veurink. ‘We kijken goed of er eigenlijk wel voldoende bewijs is. Soms ontbreekt een noodzakelijke verdachte of trekt de aangever zich toch ineens terug. Een dossier sluiten we niet zomaar vroegtijdig.’